Groeigerelateerde blessures

Wat zijn groeigerelateerde blessures?
‘De rode draad bij alle groeigerelateerde blessures is dat de botten gedurende een bepaalde periode in de ontwikkeling van kind naar volwassene sneller groeien dan de spieren en pezen. Verder zijn de botten op de plaatsen waar de pezen aanhechten nog niet uitgehard. Al die factoren samen scheppen een disbalans. De spieren en pezen zijn tijdelijk wat te kort ten opzichte van de botten. Of de spieren zijn te sterk voor de nog onvolgroeide aanhechtingen. Wanneer het kind zijn of haar bewegingsapparaat dan te zwaar belast, kunnen pijnklachten, maar ook echte blessures ontstaan. Ze lijken op klassieke blessures, maar zijn het niet. Want in tegenstelling tot gewone blessures verdwijnen ze. Rond het vijftiende levensjaar is het leed meestal geleden, al kunnen deze blessures aanhouden tot je volledig volgroeid bent.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘De ziekte van Osgood-Schlatter. Bij het strekken van het been trekken de quadriceps, de bovenste bovenbeenspieren, via de knieschijfpees aan de scheenbeenknobbel. Wanneer het bot hier nog niets is volgroeid, is het op de plaats van de aanhechting nog niet hard, met als gevolg dat het relatief snel overbelast en beschadigd raakt.’

Wat merkt een lopertje of voetballertje daarvan?
‘Meestal beginnen de klachten sluipend: zeurende pijn net onder de knie, aan de bovenkant van het scheenbeen. Eerst is er vooral pijn na de inspanning, later vooral ook tijdens belasting, zoals het trappen van een bal, een stukje rennen of traplopen. Palperen van de scheenbeenknobbel is pijnlijk, evenals het strekken van het been tegen een weerstand.’

Wat zie je nog meer in deze categorie?
Bij lopertjes het syndroom van Sinding-Larson-Johansen, ofwel SLJ. Ook een knieblessure, maar dan aan de bovenkant van de kniepees, dus aan de onderkant van de knieschijf. Bij volwassenen zou je het spingersknie noemen, maar bij kinderen leidt de overbelasting tot irritatie en ontsteking van het botvlies waarop de spieren aanhechten. Wat ook best vaak voorbijkomt is de zogenoemde ‘young girls knee’, ook bij jonge hardloopstertjes. Dan komt een meisje met vage knieklachten die moelijk zijn te duiden en waarvan je in eerste instantie echt niet weet wat het is. Na uitsluiting van een aantal mogelijke oorzaken moet je constateren dat het een groeigerelateerd probleem is. Een disbalans tussen spieren onderling en tussen het spierstelsel en de botten. Meestal betreft het meisjes die of heel dik zijn, of heel lang en mager. Ze hebben gemeenschappelijk dat hun bovenbeenspieren in verhouding niet voldoende zijn ontwikkeld, met uiteindelijk resultaat een onstabiel kniegewricht. Die bovenbeenspieren moeten dus sterker worden. Doorgaans is de kinderfysio de aangewezen hulpverlener. Die helpt het kind met oefeningen en krachttraining.’

Wat is de remedie?
‘Met uitzondering van die Young Girls Knee is de remedie altijd vermindering van het trainingsvolume. Bij een pijnlijke Osgood-Schlatter kan het kind alle pijnlijke activiteiten het best een maand of twee staken, om vervolgens weer voorzichtig te gaan opbouwen. Maar meestal is rustiger aan doen voldoende. Het gaat om de juiste balans. Heel soms, bijvoorbeeld als de pees van het zich vormende bot is losgetrokken, is een operatie nodig.’

Hoe vind een kind die balans?
‘Jongeren zijn vaak erg fanatiek en vinden het niet leuk om in toom gehouden te worden. Dat is op zich heel gezond. Als er echt sprake is van een overbelastingsprobleem, gaan we met het kind en de ouders om de tafel zitten en brengen heel precies in kaart wat het allemaal aan lichaamsbeweging doet. Dus niet alleen qua hardlopen of andere sport, we nemen ook zaken als buitenspelen en gym mee. Vaak tikt dat behoorlijk aan. Vervolgens kijk ik als een soort boekhouder wat nodig is en wat minder belangrijk is. Vaak blijkt dan dat het kind een te hoog trainingsvolume heeft, bijvoorbeeld te vaak loopt, en dat het daar tijdelijk op moet ‘bezuinigen’. We maken dan een schema. Schoolgym is belangrijk, dus dat krijgt prioriteit. Heel belangrijk is dat je goed uitlegt dat het stapje terug maar tijdelijk is. De tijd is je grootste vriend, zeg ik altijd. ’

Moeten kinderen in het algemeen erg voorzichtig zijn met bewegen?
‘Je bedoelt omdat ze allemaal in de groei zitten en dus per definitie tijdelijk kwetsbaarder zijn? O nee, beslist niet! Bewegingsarmoede is een veel groter probleem. Het moet niet te veel pijn doen, dat is het criterium. Of nog preciezer: de pijn moet in verhouding staan tot het sporten. Belasting van skelet en spierstelsel is juist in de jeugd van cruciaal belang, ondermeer met het oog op de latere botdichtheid. In de Amsterdam Growth and Health Longitudinal Study werd gevonden dat kinderen die veel bewogen een aanzienlijk hogere piek-botdichtheid bereikten dan kinderen die weinig bewogen. Piek-botdichtheid is een goede voorspeller van de latere botgezondheid. En ernstige inactiviteit kan zelfs leiden tot groeivertraging.’

Zijn ouders ook wel eens overbezorgd?
‘Dat gebeurt. Soms krijg ik ouders die zeggen: ‘Mijn kind loopt zo raar’. Dan laat je het kind een stukje rennen en dan zie je dat het bijvoorbeeld een beetje clownesk met de voeten naar buiten zwaait. Of wat komisch met de arme zwaait. Het kan er inderdaad wat raar uitzien, maar meestal is zo’n ‘afwijkende’ tred volkomen normaal. Kinderen nemen automatisch de loopstijl aan die het best past bij hun zich ontwikkelende lijf. Als je dat geforceerd zou gaan corrigeren op basis van hoe wij als volwassenen vinden hoe het er uit moet zien, zou je het risico op blessures waarschijnlijk juist vergroten. Ouders zijn doorgaans volkomen gerustgesteld als je dit uitlegt en erbij vertelt dat het vanzelf bijtrekt. Het slungeligste bonenstaakje van 10 kan zich later ontpoppen als 100 meter topper.’