Erkenning van sportgeneeskunde
Sportgeneeskunde en de titel sportarts worden vanaf 1 juli wettelijk erkend. Dat meldt minister Edith Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) vandaag aan de Tweede Kamer.
Schippers komt tot dit besluit na een verzoek van het College Geneeskundig Specialismen (CGS) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG).
De instemming van Schippers betekent dat het specialisme sportgeneeskunde en de bijbehorende opleidingseisen wettelijk worden erkend en de titel sportarts wordt beschermd op grond van de Wet Beroepen Individueel Gezondheidszorg (BIG). De KNMG zal nu een afzonderlijk register inrichten voor sportgeneeskundigen/sportartsen.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) moet de prestatiebeschrijvingen en tarieven gaan vaststellen.Voor de financiering van de vervolgopleiding tot sportarts gaat minister Schippers voorbereidingen treffen om dat per 1 januari 2016 te realiseren. Daarover moeten nog nadere afspraken met de Stichting Beroepsopleiding Sportgeneeskunde worden gemaakt.
Minister Schippers: „Sportartsen onderscheiden zich door hun grote expertise en specifieke kennis van het effect van sporten en bewegen op de gezondheid. De erkenning is daarom van grote toegevoegde waarde voor de kwaliteit van zorg voor chronisch zieken en belangrijk voor iedereen die sport of beweegt.”
De Vereniging voor Sportgeneeskunde bejubelt Schippers’ besluit. „We zijn ontzettend blij dat sportgeneeskunde vanaf 1 juli deel uitmaakt van het reguliere veld. Het is straks bereikbaar voor iedereen die sport en beweegt. Eindelijk kan de huisarts rechtstreeks doorverwijzen naar de sportarts. Voor ons is dat de kers op de taart”, zegt directeur Anja Bruinsma.
„In Nederland zijn 3,9 miljoen sportblessures. Probleem is altijd de financiering van behandelingen door de sportarts geweest. Het is niet te verdedigen dat de orthopeed ’gratis’ is en de sportarts niet, en dat je voor behandeling door een sportarts extra polissen moet afsluiten om het te dekken. Een consult kost je niets, maar dat wanneer er vervolgens een foto moet worden gemaakt, je een rekening krijgt. Aan die situatie komt nu eindelijk een einde.
(bron: Telegraaf 8 april 2014)